provincie Limburg.be provincie Limburg

Tongeren


Wat is het verhaal achter het concept van de helm?

Een plexiplaat die een kanonsbal opvangt als symbool van de veerkracht van België tijdens WOI, dat is de creatie van de Maastrichtse kunstenaar Jan Bernard Vercauteren (79) bij de helm van Tongeren.

Na de afronding van zijn succesvolle carrière als architect geeft Jan Bernard Vercauteren nu volop voeding aan zijn passie voor beeldende kunst. Daarvoor volgt hij onder meer een opleiding aan de academie van Tongeren. Via die weg kreeg hij de vraag om met de helm aan de slag te gaan. Zijn creatie heeft hij ‘Speelbal der Naties’ gedoopt. Het is een vlag die heel wat ladingen dekt. Jan Bernard Vercauteren: “Mijn uitgangspunt was de rol van België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen werd België onder de voet gelopen door Duitsland, dat de kleine buur louter gebruikte als doorgang naar Frankrijk. Uiteraard hebben die gebeurtenissen België en zijn inwoners getekend, maar de geschiedenis heeft ons geleerd dat het land over genoeg veerkracht beschikte om weerstand te bieden aan het oorlogsgeweld én om zichzelf te blijven én nadien succesvol weer op te staan.”

“Die veerkracht wordt gesymboliseerd in een plastic plaat – met daarin een bal - bij de helm. De bal kun je op verschillende manieren interpreteren. Het is een jeu de boulesbal, die het kleine België symboliseert als speelbal der grote mogendheden. Tegelijk kun je er ook een kanonskogel in zien die staat voor het geweld en de verschrikking van de oorlog. De kogel deukt het oppervlak in, maar de plaat biedt stevig weerstand, zodat de kogel er niet doorheen gaat. Symboliek: België is sterk genoeg om aan het geweld weerstand te bieden. Dankzij die veerkracht slaagt het land erin de zwarte bladzijde van de oorlog om te slaan en de inwoners een nieuwe toekomst te bieden.” Dat signaal van hoop wordt versterkt door de witte strippen van plastic in de creatie bij de Tongerse helm. “Wit staat voor het ongerepte, de nieuwe start, het nieuwe leven. Oordeelkundige verlichting accentueert de positieve boodschap van hoop en voorspoed.”

 

Wat gebeurde er in Tongeren tijdens WO I?

AAN HET THUISFRONT - Jeanne Hestermans over een moeder in bezet gebied

Terwijl haar man, Martin Hestermans, naar het front moest, bleef Josephine Vandenbosch met hun kind achter in het bezette Tongeren. Zij was een van de vele   Belgische vrouwen van wie de echtgenoot was opgeroepen. En net als die andere vrouwen moest Josephine strijden. Tegen de onzekerheid over het lot van haar  wederhelft, tegen het gemis, tegen de gevaren van een militaire bezetting, tegen honger en tekort. “Mijn moeder was de oudste van vijf kinderen. Het gezin woonde  in een klein huisje in het begijnhof van Tongeren,” vertelt dochter Jeanne Hestermans. “Een onbezorgde jeugd had ze niet. Toen ze negen jaar was, werd haar vader  vermoord in Luik, waar hij werkte. Ze hebben zijn lichaam in de Maas teruggevonden. De feiten zijn nooit opgehelderd, maar vermoedelijk was het een gevolg van  een ruzie met enkele collega’s. Grootmoeder was net bevallen van hun vijfde kind. Ze bleef alleen achter, zonder inkomen, dus zat er niets anders op dan te gaan werken. Mijn moeder moest, hoewel ze zelf nog een kind was, zorg dragen voor haar zus en broers. Op 15-jarige leeftijd begon ze te werken in een schoenenatelier en als kokkin bij welgestelde families. In juli 1912 trouwde ze met mijn vader en op 24 december werd Mariette geboren, mijn oudste zus. Ma stopte met werken om  voor de baby te zorgen.”

NE PLEURE PAS
In augustus 1914 werd Martin Hestermans opgeroepen, hij werd brancardier bij het 13de Linieregiment. Josephine keerde terug naar het ouderlijke huis. De Duitsers stonden snel in Tongeren. “Omdat ze geruchten hadden gehoord over gewelddaden tegen burgers bleef het gezin enkele dagen binnen. Toen het normale leven hernam, begon ze als huishoudster bij een Franstalige burgerijfamilie, in een groot herenhuis dicht bij het station. Er was ook een Duitse officier ingekwartierd, maar  last heeft ze daar niet van gehad,” weet Jeanne. Josephine kon al snel goed opschieten met de madame des huizes, ze werden vriendinnen. “Mijn moeder vertelde  dat ze af en toe moesthuilen omdat ze Martin miste, en dat madame dan steevast zei: ‘Ne pleure pas, Phine, zelfs de beste man is geen vrouwentraan waard.’ Blijkbaar had ze geen hoge pet op van mannen. Zag ze haar echtgenoot weinig omdat hij altijd gaan werken was, hadden ze veel te vaak ruzie, waren ze  gescheiden…? Ik weet het niet. Maar of deze woorden mijn moeder konden troosten, dat betwijfel ik.” Het was niet eenvoudig om eten op tafel te krijgen. “Sommige  vrouwen die geen werk hadden of te weinig verdienden om voedsel te kopen, prostitueerden zich. Ma zei altijd: ‘Het is misschien lelijk dat ik ‘t zeg, maar ze hebben schelmen en hoeren gemaakt van de soldatenvrouwen.’ Gelukkig zat zij bij een goede familie en verdiende ze net genoeg. Ze kon ook heel goed koken, met alle  beetjes toverde ze heerlijke maaltijden tevoorschijn.” De correspondentie met haar echtgenoot was moeilijk. “Er zat een frontlijn tussen hen in, en dus moest de post  via Nederland en Engeland. De Duitsers hielden echter controles op de in- en uitvoer van brieven, dus moest dat via smokkel gebeuren. Iedereen die de grens wilde  oversteken werd gecontroleerd. Bij vrouwen gebeurde dat door visiteuses, vrouwelijke grenswachten. Ze moesten in een kamertje hun kleren uitdoen. De mensen  waren echter inventief. Mijn moeder vertelde me eens het verhaal van twee vriendinnen die de briefsmokkel slim aanpakten. Ze hadden dezelfde schort aangetrokken en gingen samen in het controlekamertje. De eerste vrouw, die geen  brieven mee had, kleedde zich uit en legde haar schort op het bed. De visiteuse  controleerde de kledij, vond niets en beval haar om zich weer aan te kleden. Intussen deed de tweede vrouw, in wiens schort wél brieven staken, haar kleren uit. De  eerste vrouw trok snel de schort van haar vriendin aan en stapte naar buiten. Met de brieven.” Ook Jeannes moeder heeft minstens één keer een brief van Martin  binnengesmokkeld.

CONDOLEANCES
Vanaf de zomer van 1917 tot na het einde van de oorlog, bijna 17 maanden lang, kreeg Josephine geen nieuws van Martin. Zijn brieven raakten niet meer door. Er kwam geen enkel teken van leven. “Op een gegeven moment kwam een kennis zijn condoleances aanbieden, hij had gehoorddat Martin gesneuveld was.” Jeanne  krijgt er nog tranen van in de ogen. “Mijn moeder keek in het stadhuis de lijst van doden en gewonden in, maar daar stond zijn naam niet bij. Dan vroeg ze verdere  informatie op. Enkele dagen later kreeg ze een brief – ik heb ‘m bijgehouden: Als antwoord op uwe navraag aangaande Martin Hestermans delen wij u mede dat  dezes naam nog op geen der lijsten in het bezit van ons inlichtingsbureel te Brussel vermeld staat. De opzoekingen gaan echter voort. Zo had ze natuurlijk nog geen  zekerheid. Dat was een zeer moeilijke periode.” Op het moment van de wapenstilstand had Josephine nog steeds geen nieuws van haar man. “Toen het 13de Linieregiment, waar Martin in 1914 bij was ingedeeld, triomferend door Tongeren kwam gemarcheerd, stond m’n moeder met Mariette langs de straat in de hoop hem  eindelijk terug te zien. Hij was er niet bij. Mariette vroeg steeds maar weer wanneer papa kwam. Mijn moeder begon hard te wenen.” Maar later die dag, gaat  Jeanne verder, kwam iemand van het regiment haar melden dat Martin nog leefde en was overgeplaatst naar een andere eenheid. “Toen pas wist mijn moeder dat ze  hem levend zou terugzien.” Op 24 december kwam Martin thuis. “Mijn ouders zagen elkaar terug bij de Begijnhofkerk… precies waar ze elkaar jaren tevoren voor  het eerst hadden ontmoet. Het was ook Mariettes verjaardag. Hij gaf haar een sigaarkistje met klontjes suiker cadeau.” De gezinshereniging verliep stroef. Mariette  was 18 maanden oud toen hij werd opgroepen, ze was zes toen hij terugkwam. “Ze kende haar vader helemaal niet, ze had hem alleen op foto’s gezien. Ze was  zonder hem opgegroeid. Voor haar was het een vreemde. Het heeft een tijd geduurd vooraleer er een normale band ontstond tussen hen. Ook mijn ouders moesten weer wennen aan elkaar. Veel koppels gingen na de oorlog uit elkaar. Maar zij zijn altijd samengebleven.”

Portret Josephine Vandenbosch (Collectie Europeana)

In samenwerking met Villa Basta organiseerde het PCCE aansluitend bij de multimediale tentoonstelling 'Limburg 1914-1918. Kleine verhalen in een Groote Oorlog' in C-Mine te Genk een workshop voor jongeren. Deelnemers konden experimenteren met enkele creatieve vormingstechnieken en animatiefilmtechnieken. Doel was de jongeren kennis te laten maken met de geschiedenis van één van de 44 Limburgse gemeenten tijdens WO I. Bekijk hier de verfilming van het bovenstaande verhaal door jongeren: